12.3.10

Een sonnet voor België

Ik ben nerveus en ook verlegen,
Maar als u me nu graag wil horen,
Dank ik u voor uw open deuren
En uw regenachtige wegen.

Natuurlijk doet de heimwee pijn,
Ik zal niet veel durven te zeggen,
Omdat mijn woorden weinig zijn
Om mijn gevoelens uit te leggen.

Nu schrijf ik toch geen mooie zinnen
Want ik ben nog aan het beginnen,
Maar het zal niet zo moeilijk zijn.

Mijn woordenschat is toch genoeg
Om te vertellen, vlot en vlug,
Dat ik al verliefd op u ben.

9.3.10

Despedida

Idolatrada, pátria amada, não mais preciso dos vossos seios. Há qualquer coisa na vida que entedia e meus irmãos me aborrecem. Quero estar livre de vós, dos pandeiros, da cachaça, do matuto e do carnaval. Quero ouvir as castanholas, beber uísque a uma mesa de pôquer, negociar com os turcos e dançar para afastar o frio. Vossos outros filhos permanecerão, contrariados por serem brasileiros, cuspindo em vossa cara, oh terra adorada, pois não sabem viver sem vós. Mas volto, mãe gentil, vosso amante mais terno, porque também eu não vivo sem vós.